In iedere uitgebreide nieuwsbrief van Project ‘1975’ zal een gastcurator of kunstcriticus een relevant artikel schrijven over het onderwerp postkolonialisme in hedendaagse kunst. De eerste scrhijver is Lucrezia Cippitelli, Hoogleraar Esthetiek aan de Kunstacademie van L’Aquila, Gasthoogleraar aan Cornell University.
Eurocentrisme en de kritiek erop: van Derde Wereld-perspectief tot mondiaal internationalisme
‘Eurocentrisme is anti-universalistisch, want niet geïnteresseerd in het zoeken naar mogelijke algemene wetten van menselijke evolutie. Maar het presenteert zichzelf wel als universalistisch met de bewering dat de uitdagingen van onze tijd alleen zijn op te lossen als alle volken het westerse model imiteren.’1 De cherpe analyse die Samir Amin van het concept eurocentrisme geeft, vindt haar oorsprong in het eind van de jaren zeventig. Ze lijkt een perfecte beschrijving van de toestand van de wereld aan het begin van de eenentwintigste eeuw, maar dit idee circuleerde in een tijd dat het mondiale proces van dekolonisatie zijn voltooiing naderde en de postkoloniale kritiek een plaats vond in de Angelsaksische academische wereld.2 In zijn invloedrijke, in 1978 gepubliceerde essay wijst de Egyptische marxistische econoom de wortels aan van iets dat hij omschrijft als een specifiek modern verschijnsel, sterk geworteld in de Europese Renaissance, dat in slechts vijf eeuwen vorm heeft gekregen en het machtige en ondoordringbare, eendimensionale culturele stelsel van de moderne wereld moest rechtvaardigen. Resultaat van dit ideologische proces is volgens Amin een westerse geschiedenis die een ontwikkeling laat zien van het oude Griekenland naar Rome, dan via feodaal christelijk Europa naar het kapitalistische Europa.3 Een culturele constructie van een eendimensionaal continent (blank, christelijk, wetenschappelijk progressief, filosofisch voortdurend in ontwikkeling, verlicht, kapitalistisch, vrij, democratisch), dat bovendien door de eeuwen heen het abstractie idee heeft uitgevonden en verdedigd van een dominant Westen en zijn tegenhanger: de Ander, de Rest, de Afwijkende en vaak de vijand. 4
De kunstgeschiedenis en het mondiale kunstsysteem vormen geen uitzondering op deze ideologische constructie van een monolithisch centrum van de wereld tegenover (of geïmiteerd door) een brede en ongedefinieerde periferie. Het ontstaan van het systeem van de Académies des Beaux Arts is daar wellicht het eerste tastbare bewijs van. In Italië werd in 1563 door Giorgio Vasari de Accademia del Disegno di Firenze gesticht, waarna dit concept honderd jaar later in Frankrijk verder werd ontwikkeld met de oprichting van de Académie Royale de Peinture et de Sculpture in 1648. Sindsdien verwierven schilders en beeldhouwers de status van ‘kunstenaar’ in plaats van louter ‘ambachtsman’: geleidelijk aan in heel Europa en vanaf de negentiende eeuw in de hele wereld. Buenos Aires, Addis Abeba, Rio de Janeiro, New York, Khartoum, Algiers en Beijing hebben allemaal dezelfde vorm van kunstonderwijs, gebaseerd op het model dat werd geleverd door het Frankrijk van het Ancien Régime.5
Download de SMBA Nieuwsbrief 119 om het hele artikel te lezen.
Lucrezia Cippitelli, PhD, is hoogleraar esthetiek aan de kunstacademie van L’Aquila, gasthoogleraar aan Cornell University en gastcurator van het project TIME_FRAME in het NIMk in Amsterdam. Ze is auteur van Alamar Express Lab (Rome, Gangemi, 2007) en medesamensteller van Tania Brugurea (Milaan, Postmedia, 2010).
1 Samir Amin, Eurocentrism, Monthly Review Press, New York: 1989, p. VII.
2 Edward Saids Orientalism, dat als essentieel wordt beschouwd voor de postkoloniale beweging, werd gepubliceerd in hetzelfde jaar, 1978.
3 Samir Amin, Eurocentrism, p. 90.
4 Het is interessant er hier op te wijzen hoe metafysisch maar tegelijkertijd diepgaand het concept van het ‘Westen’ zijn weerslag heeft op de taal. In feite betekent het Arabische woord ‘Maghreb’ letterlijk ‘Westen’: het gebied van het Arabische rijk waar de zon ondergaat, gelegen in het noorden van het Afrikaanse continent, tussen de Atlantische kust en de Sahara (en waartoe vaak ook Malta, Sicilië en Andalusië worden gerekend).
5 Voor een heldere studie van de internationalisering van het Europese kunstonderwijssysteem in de koloniën (met name het Franse onderwijssysteem), zie Jean-Loup Amselles L’Art de la friche, met name het hoofdstuk getiteld Vers la Françafriche, waar de Franse antropoloog het concept ‘géopolitique du Beau’ schetst. Jean-Loup Amselle, L’Art de la friche. Essai sur l‘art africain contemporain. Parijs: Flammarion, 2005, pp. 129-161.
Voor een kritische geschiedenis van de constructie van het kunstonderwijssysteem in de West-Afrikaanse koloniën en hoe dit botste met de plaatselijke kunstproductie, zie ook Olu Oguibes ‘Nationalism, Modernity, Modernism’ in The Culture Game, Minneapolis: University of Minnesota Press, 2004, pp. 47-59.