Project ‘1975’ Essay Gerardo Mosquera

In iedere nieuwsbrief van Project ‘1975’ zal een gastcurator of kunstcriticus een relevant artikel schrijven over het onderwerp postkolonialisme in hedendaagse kunst. De tweede schrijver in deze serie is Gerardo Mosquera: curator, criticus en kunsthistoricus uit Havana. Hij is Adjunct Curator bij het New Museum of Contemporary Art, New York, en adviseur op de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, Amsterdam. Ook maakt hij deel uit van adviescommissies van verschillende kunsttijdschriften. Mosquera richtte de Havana Biënnale op in 1984 en heeft vele internationale tentoonstellingen op zijn naam staan.

Kunst en culturele interacties in een geglobaliseerde wereld

De relaties tussen hedendaagse kunst, cultuur en internationalisme zijn de laatste vijftien jaar vrijwel ongemerkt, maar drastisch veranderd. De tijden van kunsttrends en manifesten liggen achter ons. De sleutelkwestie voor de kunst van dit moment is de enorme expansie van haar internationale circulatie. Er zijn ongeveer 200 biënnales en andere periodieke kunstevenementen in de wereld, waarmee slechts één aspect van de groei van kunstcircuits  is aangegeven. Deze explosie betekent dat een over vloed aan nieuwe culturele en artistieke actoren internationaal circuleer t die eerder niet bestonden of zich beperkten tot lokale omgevingen. Zie Universes-in-Universe om een idee te krijgen van hoe divers de internationale kunstcircuits zijn vandaag de dag.

More

Project ‘1975’ Essay Lucrezia Cippitelli

In iedere uitgebreide nieuwsbrief van Project ‘1975’ zal een gastcurator of kunstcriticus een relevant artikel schrijven over het onderwerp postkolonialisme in hedendaagse kunst. De eerste scrhijver is Lucrezia Cippitelli, Hoogleraar Esthetiek aan de Kunstacademie van L’Aquila, Gasthoogleraar aan Cornell University.

Eurocentrisme en de kritiek erop: van Derde Wereld-perspectief tot mondiaal internationalisme

‘Eurocentrisme is anti-universalistisch, want niet geïnteresseerd in het zoeken naar mogelijke algemene wetten van menselijke evolutie. Maar het presenteert zichzelf wel als universalistisch met de bewering dat de uitdagingen van onze tijd alleen zijn op te lossen als alle volken het westerse model imiteren.’1 De  cherpe analyse die Samir Amin van het concept eurocentrisme geeft, vindt haar oorsprong in het eind van de jaren zeventig. Ze lijkt een perfecte beschrijving van de toestand van de wereld aan het begin van de eenentwintigste eeuw, maar dit idee circuleerde in een tijd dat het mondiale proces van dekolonisatie zijn voltooiing naderde en de postkoloniale kritiek een plaats vond in de Angelsaksische academische wereld.2 In zijn invloedrijke, in 1978 gepubliceerde essay wijst de Egyptische marxistische econoom de wortels aan van iets dat hij omschrijft als een specifiek modern verschijnsel, sterk geworteld in de Europese Renaissance, dat in slechts vijf eeuwen vorm heeft gekregen en het machtige en ondoordringbare, eendimensionale culturele stelsel van de moderne wereld moest rechtvaardigen. Resultaat van dit ideologische proces is volgens Amin een westerse geschiedenis die een ontwikkeling laat zien van het oude Griekenland naar Rome, dan via feodaal christelijk Europa naar het kapitalistische Europa.3 Een culturele constructie van een eendimensionaal continent (blank, christelijk, wetenschappelijk progressief, filosofisch voortdurend in ontwikkeling, verlicht, kapitalistisch, vrij, democratisch), dat bovendien door de eeuwen heen het abstractie idee heeft uitgevonden en verdedigd van een dominant Westen en zijn tegenhanger: de Ander, de Rest, de Afwijkende en vaak de vijand. 4

More