Boekpresentatie ‘Making Art Global’ 19 Januari, Rijksakademie Amsterdam
Door: Madelon van Schie
De boekpresentatie van Making Art Global (Part 1): The Third Havana Biennial 1989, met bijdragen van onder anderen Rachel Weiss, Luis Camnitzer, Coco Fusco en Geeta Kapur, maakt deel uit van het programma Temporary Stedelijk 3-Stedelijk@Rijksakademie en werd in samenwerking met uitgever Afterall Books georganiseerd. Na een introductie van curator Annie Fletcher wezen redacteur Rachel Weiss en curator Gerardo Mosquera op de grensverleggende aspecten en de context van de derde Havana Biënnale in twee presentaties. De avond werd afgesloten met een rondetafel discussie, waaraan ook curator Direlia Lazo deelnam.
Eén van de belangrijkste aspecten van de derde Havana Biënnale was haar breuk met de traditie om de tentoonstelling per land in te richten, zoals gebruikelijk sinds de oprichting van de Biënnale van Venetië in 1895. In plaats daarvan werd een thematische benadering geïntroduceerd in de vorm van verschillende presentaties die elk aspecten belichtten van het focusgebied. Dit gebied bestond uit Latijns Amerika, Afrika, Azië en het Midden Oosten; de derde wereld. De focus van de tweede Havana Biënnale, die in 1986 gehouden werd, reikte reeds tot dit gebied; het was de eerste mondiale tentoonstelling van hedendaagse kunst. De curatoren verbonden zich met name met de derde wereld om te reageren op de gangbare tentoonstellingen waaruit een eenzijdige westerse visie op hedendaagse kunst, of in het ‘beste’ geval, een centrum-periferie relatie sprak. Dit laatste was de essentie van de bekende tentoonstelling Magiciens de la Terre die een paar maanden eerder dan de derde Havana Biënnale in Parijs opende. Een ander belangrijk element van de derde editie was een internationale conferentie, waarmee het discursieve karakter van de biënnale werd onderstreept. Dankzij de meetings, evenementen en publicaties was de biënnale niet slechts een tentoonstelling maar fungeerde het tevens als een platform voor onderzoek, netwerken, interactie en, zoals Mosquera stelde, een ‘gigantische Salon de Refusés’, in een tijd waarin veel kunstenaars uit de periferie nog onbekend waren.
Deze kenmerken van de derde editie geven een verschuiving aan binnen de tentoonstellingspraktijk. De Havana Biënnale bood niet alleen een alternatief voor westerse wijzen van tentoonstellen, die vaak beperkt worden tot een aan de kunstmarkt gerelateerde ‘mainstream’, maar had ook de potentie om de circulatie –binnen de derde wereld- en de presentatie van internationale kunst te veranderen. Volgens Mosquera was deze biënnale niet zozeer historisch vanwege de wijze waarop de tentoonstelling werd gemaakt, maar door de visie waarmee het gedaan werd. Het maken van de tentoonstelling an sich werd bemoeilijkt door de omvang van het project, die tevens tot een twijfelachtige kwaliteit van de geselecteerde kunstwerken leidde zoals Weiss aanhaalde, de gehanteerde visie daarentegen wees in de richting van de internationalisering van hedendaagse kunst.
In welke context kon een dergelijk innovatief en progressief kunstevenement ontstaan? Naast de nobele doelen en de baanbrekende ideeën van de curatoren speelde de overheid hier een grote rol. Het was Fidel Castro zelf die met het idee kwam om de Havana Biënnale op te richten. Op deze manier kon Cuba zichzelf profileren en een goed imago opbouwen. Daarnaast kon een dergelijk evenement bijdragen aan het politieke streven om een ‘derde wereld leider’ te worden. De biënnale werd bekostigd door geld afkomstig uit de Sovjet Unie. Echter toen de Berlijnse muur viel –slechts een paar dagen na de opening van de Biënnale- kwamen de communistische idealen in een ander daglicht te staan en stopte de sponsoring. De tijden van bloei waren voorbij en kritische kunstenaars verlieten het land vanwege de toegenomen repressie vanuit de overheid.
Hoewel de politieke strategie van de staat de doelstellingen van de derde biënnale dus steunde, veranderde alles toen de Koude Oorlog afliep. Los daarvan had de politieke situatie het mondiale karakter van de biënnale ingeperkt. Tenzij het gemigreerde derde wereld burgers betrof, werden Europese en Noord Amerikaanse kunstenaars per slot van rekening niet toegelaten. Men kan zich dan ook afvragen in hoeverre de derde biënnale daadwerkelijk ‘global’ was (en of het de normaliter gemarginaliseerde kunstenaars niet positief discrimineerde). Ondanks dat Castro de organisatie van de biënnale aan professionals overliet, was de politiek er uiteindelijk teveel bij betrokken. Kort na het einde van de derde editie nam Mosquera ontslag. Hij kon niet leven met het veranderende beleid jegens de kunstenaars die hij voorstond terwijl de biënnale een ‘leverancier van de internationale kunstmarkt’ werd. Mosquera eindigde zijn presentatie dan ook met de stelling dat de biënnale niet onafhankelijk genoeg was gebleken om te kunnen ontsnappen aan de bepalingen die het door de staat was opgelegd.
Klik hier om het Project 1975 essay te lezen dat Gerardo Mosquera voor SMBA schreef.