Op maandag 29 augustus organiseerde SMBA samen met kunstenaar Matthijs de Bruijne de lezingenavond ‘Informaliteit, een nieuwe collectiviteit’, waarin maatschappelijke solidariteit centraal stond. Een van de uitgangspunten was de rol van de kunstenaar binnen de huidige samenleving, zoals eerder besproken door Joost de Bloois in zijn lezing over precariteit, kunst en politiek activisme, tijdens de opening van de tentoonstelling ‘Informaliteit’.
Matthijs de Bruijne opende de avond met een groepsgesprek met Ron Meyer van FNV Bondgenoten, een vertegenwoordiger van Domestic Workers Nederland, een huishoudelijke hulp en een vormgever van Detour. Als collectief maakten zij het werk ‘You are so nice! Could you work two more hours today?’. Aan de hand van deze bijdrage aan de tentoonstelling ‘Informaliteit’, lichtte De Bruijne de samenwerking tussen kunstenaars en huishoudelijke hulpen toe. Een belangrijk punt voor hem is de zichtbaarheid van kunstenaars. Volgens huidige peilingen werken er op dit moment 1.2 miljoen ongeregistreerde (en dus ‘onzichtbare’) arbeidskrachten in Nederland. Kunstenaars moeten daarom hun zichtbaarheid gebruiken als politiek wapen, stelde De Bruijne. Maar een goede aanpak is daarbij essentieel. Er bestaat namelijk een onderscheid tussen kunst die over politiek gaat, en kunst die ook daadwerkelijk politiek is. Volgens De Bruijne kan echte politieke kunst bereikt worden wanneer de kunstenaar een deel van zijn autonomie opgeeft en onderdeel wordt van een collectief.
Ook in de presentatie van kunstenaar Edwin Stolk stond de rol van de autonome kunstenaar tegenover het collectief (of de collectieve ervaring) centraal. Stolk maakt installaties en organiseert performances waarin collectieve beleving een belangrijke rol speelt. Tijdens de realisatie van het project ‘The Hanging Gardens of Babylon’ (2010), in een natuurgebied in Heemskerk, liep Stolk tegen de bureaucratie van kunstinstellingen aan. Praktische bezwaren, zoals bijvoorbeeld de behoefte aan een tastbaar resultaat dat later nogmaals tentoon kan worden gesteld, stonden een collectieve (en politiek geladen) performance in de weg. Zijn nieuwe project The.Org is dan ook in leven geroepen om collectieve activiteiten buiten het domein van het kunstinstituut te organiseren.
De avond vervolgde met een presentatie van de Precarious Workers Brigade. Deze in Londen opererende groep functioneert als een soort vakbond voor werknemers binnen de culturele en educatieve sector. In aanvulling op de presentatie van De Bruijne stelde de PWB dat precariteit niet alleen voorkomt bij ongeregistreerde thuiswerkers maar ook binnen de kunstsector aan de orde van de dag is. Stagiaires, freelancers en flexwerkers zijn zich voortdurend onzeker van hun toekomst. Waar in het project van De Bruijne kunst wordt ingezet om meer aandacht voor de thuiswerkers te genereren, wordt in deze presentatie benadrukt dat de kunstwereld ook nog veel van de bonden en acties van andere vakgebieden kan leren. Zo organiseerde de PWB opvallende acties tijdens belangrijke culturele events, waaronder de Turner Prize en een veiling bij Sotheby’s, om aandacht te vestigen op precariteit binnen de culturele sector.
Een kwestie die veelvuldig terug kwam tijdens de avond was: hoe verhoudt de autonome uiting zich tegenover de collectieve boodschap en kan (of mag) politieke kunst nog esthetisch zijn? De Precarious Workers Brigade benadrukte dat het hen om de aandacht voor het onderwerp gaat. Of dat nu onder de noemer ‘performance’ of ‘demonstratie’ valt, is voor hen van ondergeschikt belang.